Een nieuwe Gouden Eeuw

Bestaat er een samenhang tussen economische bloei, de wetenschap en de kunst? Nou en of. Die is nergens zo goed te zien als aan Amsterdam in het laatste kwart van de negentiende eeuw.

In 1877 maakte het oude Athenaeum Illustre plaats voor een nieuwe Universiteit van Amsterdam. De trotse burgers van de stad werkten van harte mee aan de opbouw van hun universiteit. Zo schonken ze vele boeken die nog altijd tot de topstukken van de Bijzondere Collecties behoren. Dankzij die betrokkenheid maakte de Universiteit een vliegende start. Zo kreeg de universiteit een Vesalius cadeau - nu een van de kostbaarste boeken die bij de Bijzondere Collecties te vinden zijn.  

Vrijwel tegelijkertijd begon de grote economische en culturele opleving die we tegenwoordig ‘De Tweede Gouden Eeuw’ noemen. De stad werd ingrijpend gemoderniseerd, en de vernieuwing werd vastgelegd door jonge kunstenaars en schrijvers. De Tachtigers waren een Amsterdamse stroming waar auteurs als Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden en Albert Verwey. Ze ontmoetten elkaar in de cafés van de Nes en thuis bij de bekende schilder Willem Witsen.

De natuurwetenschappen maakten in de negentiende eeuw een ongekende bloei door en Amsterdamse hoogleraren speelden daarin een belangrijke rol. In alle Nederlandse steden vindt je dan ook straten die vernoemd zijn naar de natuurkundigen Pieter Zeeman en J.D. van der Waals, de beroemde plantkundige Hugo de Vries en de scheikundige Jacobus van ’t Hoff

Amsterdamse onderzoekers haalden tal van Nobelprijzen binnen. In de stad verrezen hun laboratoria in de Plantagebuurt. Ze staan er nog altijd.

Wetenschap en creativiteit maakten Amsterdam tot het bruisende economische centrum dat het nog altijd is.

  • Hugo de Vries, geschilderd door Thérèse Schwarze in 1918. Hij wordt afgebeeld tijdens het schilderen van een Teunisbloem, zijn belangrijkste proefplant.

Objecten bij dit verhaal