Etrurië

Kwamen de Etrusken uit Klein-Azië of heeft het Etruskische volk zich in Italië zelf ontwikkeld? In ieder geval hadden zij een eigen cultuur.

De Griekse geschiedschrijver Herodotus uit de 5de eeuw v. Chr. zegt dat de Etrusken over zee uit Klein-Azië kwamen en na omzwervingen in Midden-Italië belandden (I, 94). Tegenstanders zeggen dat het Etruskische volk zich in Italië zelf heeft ontwikkeld waarbij wellicht invloeden van buitenaf een rol hebben gespeeld.In de Etruskische kunst zijn weliswaar veel invloeden van buitenaf herkenbaar, maar ondanks deze ‘buitenlandse’ invloeden zijn duidelijk Etruskische ‘eigenschappen’ te herkennen. De Grieken met hun kolonies in onder meer Zuid-Italië, waren zeer invloedrijk. 

Stadstaten

Het gebied van de Etrusken ligt in Midden-Italië en wordt begrensd door de rivier de Arno bij Florence en de rivier de Tiber bij Rome. De Etrusken hebben nooit een echt Etruskisch rijk of samenhangend gebied gekend. Net als de Grieken, kenden zij stadstaten die betrekkelijk onafhankelijk van elkaar functioneerden. De belangrijkste 12 steden vormden een bond en de vertegenwoordigers kwamen één maal per jaar bij elkaar. Het waren Veii, Cerveteri, Tarquinia, Vulci, Orvieto, Roselle, Vetulonia, Populonia, Chiusi, Perugia, Arezzo en Volterra.

Taal

Er zijn geen lange Etruskische teksten bewaard gebleven, zodat er weinig bekend is over de taal van de Etrusken. Wel zijn ruim 13.000 kleine teksten bekend die voor het overgrote deel bestaan uit (korte) inscripties op voorwerpen. Het schrift van de Etrusken dat zijn oorsprong heeft in het Griekse alfabet, is goed te lezen van rechts naar links. De taal vertoont overeenkomsten met het Grieks maar we kennen slechts van 200 woorden de betekenis. Vaak zijn het eigennamen die op askisten of bronzen voorwerpen staan vermeld, zoals de naam van de overledene, Arnth (voornaam) Carpnate (familienaam) zoon van (mevrouw) Catnei (APM01510).

Godsdienst

Gelukkig zijn er wel diverse teksten óver de Etrusken bekend. Veel van deze teksten gaan over godsdienstige aspecten en het religieuze leven. De Etrusken waren erg precies in het naleven van religieuze wetten en voorschriften. Een priester of augur was iemand die goed was in het interpreteren van de tekenen van de goden. Hij kon dat aflezen uit de vliegrichting van vogels. De augur was onafscheidelijk van zijn lituus, een gekromde staf die hem herkenbaar maakt als augur, en hem ook status gaf. Zodra een zwerm vogels kwam aanvliegen, interpreteerde de priester de vliegrichting om de boodschap van de goden te kunnen verklaren. 

Villanova

De vroegste fase van de Etruskische cultuur wordt de Villanova cultuur genoemd. Deze periode van circa 900-675 v. Chr. dankt haar naam aan het plaatsje Villanova, dichtbij Bologna waar in de 19de eeuw de eerste overblijfselen van deze cultuur zijn aangetroffen. In deze vroege fase is de economie vooral gebaseerd op landbouwactiviteiten gecombineerd met een beetje handel. 
Kenmerkend zijn de vondsten uit graven die grotendeels bestaan uit voorwerpen van aardewerk en brons. Bronzen veiligheidsspelden of fibulae hebben namen gekregen die zijn afgeleid van hun uiterlijke vorm. Zo zijn er schijffibulae, maar ook slangen- of bloedzuigerfibulae.

Asurnen

Karakteristiek zijn ook de zogenaamde biconische asurnen met een zeer karakteristieke dubbele conische of kegelvorm (APM11000). De urnen zijn niet op de draaischijf gemaakt maar met de hand gevormd uit ongezuiverde, vrij grove klei die tijdens het bakken grijs, bruin of diepzwart kleurt. Het resultaat wordt aangeduid met de term impasto-aardewerk. De urnen zijn versierd met lijnen die in de natte klei werden ingekrast. Het deksel van de urn heeft de vorm van een helm en het is waarschijnlijk dat deze urn werd gebruikt om de as van een krijgsman in bij te zetten. Van dit grove met de hand gevormde impasto-aardewerk zijn ook nappen, bekers en schalen bekend. Opvallend zijn ook de versieringen met geometrische motieven zoals rondjes en vierkantjes.
In de velden rond de stad Chiusi zijn graven met asurnen gevonden die als deksel een gestileerd hoofd hebben. Deze asurnen uit het eind van de 7de eeuw v. Chr. worden aangeduid met de naam kanoop en laten niet een echt portret zien maar een soort standaardportret. Om een realistisch effect te bereiken waren de kanopen waarschijnlijk beschilderd en waren de kale schedels bedekt met pruiken van mensenhaar. 

Invloeden uit het oosten

In de 7de eeuw v. Chr. onderhielden de Etrusken contact met veel volkeren uit het oostelijk Middellandse-Zeegebied. Handel was een belangrijke drijfveer en Etrurië raakt door het oosten beïnvloed. In de periode van 700 tot 600 v. Chr. wordt dan ook gesproken over de Oriëntaliserende periode. Kenmerkend voor deze periode zijn onder meer afbeeldingen van exotische dieren zoals de driekoppige slang die vecht tegen een vrouw.

Bucchero aardewerk

Van de Etrusken wordt gezegd dat zij twee maal per dag goed en uitgebreid aten. Het vele aardewerk dat wij van hen kennen zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Kenmerkend voor de Etruskische cultuur in de 7de en 6de eeuw v. Chr. is het zwartglanzende aardewerk dat bucchero wordt genoemd. Dit aardewerk werd gebruikt om wijn uit te schenken en te drinken. Het vroege bucchero uit het eind van de 7de eeuw v. Chr. werd op de pottenbakkersschijf gemaakt, is dun en diepzwart glanzend. De egale zwarte kleur ontstond tijdens het bakproces waarbij het aardewerk bij lage temperatuur in een rokerige oven werd gebakken. Waarschijnlijk is dit egaal zwarte bucchero ontwikkeld in pottenbakkerswerkplaatsen als een verbetering van het grovere impasto aardewerk; het lijkt soms een imitatie van metaal. Enkele decennia later wordt het bucchero steeds dikwandiger en grijzer van kleur en daarmee minder exclusief. Opmerkelijk is de versiering op het aardewerk die bestaat uit met een kammetje in de leerdroge klei aangebrachte waaiervormen. Er komen ook versieringen voor die met een rolzegel zijn afgerold in de nog vochtige klei. 

Politiek en handel

Winning van metaal uit mijnen en het fabriceren van brons in het bijzonder, speelde in de economie maar ook in het sociale en culturele leven van de Etrusken een grote rol. Uit archeologische vondsten in diverse delen van het Etruskische territorium blijkt dat ijzer, koper, lood, tin en zilver producten waren die uit mijnbouw werden gewonnen en naar vele gebieden werden geëxporteerd. Zonder deze metaalertsen, die onder vreselijke omstandigheden werden gewonnen, zou de economie van de Etrusken niet zo belangrijk zijn geweest. Plinius (1ste eeuw n. Chr.) schrijft in zijn Naturalis Historia (XXXIII, 70) al over mijnschachten en de technieken die de Etrusken gebruikten om de metalen uit de rots te winnen. 
Gespecialiseerde bronsbewerkers hadden veel werk want de vraag naar bronzen voorwerpen was groot. Niet alleen spelden, gespen en gordels, maar ook bronzen vaatwerk, is in graven teruggevonden. Gedurfde staaltjes van creativiteit werden gecombineerd met een groot technisch vakmanschap in het bewerken van brons. Een spectaculair voorbeeld is de bronzen kantharos die slechts ruim 200 gram weegt! De drinkbeker bestaat uit gehamerd bronsblik dat met nagels aan elkaar is bevestigd. 

De Etruskische vrouw

De Etruskische vrouw stond maatschappelijk in hoger aanzien dan de Griekse. Gelet op afbeeldingen van vrouwen in grafschilderingen en grafvondsten die specifiek voor de vrouw waren bestemd, is voorzichtig te concluderen dat de vrouw geen ondergeschikte rol speelde. De Etrusken zijn beroemd om dergelijke bronzen spiegels die aan de zijde waarin de vrouw keek, glad waren gepolijst en aan de achterzijde vaak kunstig waren bewerkt met mythologische voorstellingen.

Tempels

Net als de Grieken beschouwden de Etrusken de tempel als het huis van de god, echter de tempels die de Etrusken bouwden verschilden van die van de Grieken. Het merendeel van deze heilige gebouwen waarvan bekend is dat ze stonden in plaatsen als Veii, Orvieto en Pyrgi, werd opgetrokken uit vergankelijk hout en is niet of voor een deel teruggevonden.
Er zijn ook modellen gemaakt van tempels die als votiefgeschenk werden gewijd en zijn terug gevonden in grote kuilen bij heilige plaatsen. Aan de hand van deze terracotta modellen van tempels is ook af te leiden hoe een Etruskische tempel eruit heeft gezien. Opvallend aan dergelijke modellen is dat nooit de traptreden zijn aangegeven die leiden naar het podium waarop de tempel stond. 

Antefix

De datering van de tempels gebeurt op grond van de stijl van de terracotta versieringen die werden aangebracht en die wel teruggevonden worden. De daken waren bedekt met terracotta dakpannen en soms stonden op de nok van het dak terracotta beelden van de goden. De platte dakpannen werden met elkaar verbonden door een halfronde terracotta buis. De onderste buis was versierd met een zogenaamde antefix. Vaak zijn deze antefixen of dakpanafsluiters kleurig beschilderd zoals de vrouwenkop. De geheimzinnige blik waarmee zij kijkt staat bekend als de ‘archaïsche’ glimlach. De stijl van het gezicht wordt Ionisch-archaïsch genoemd wat duidt op de invloed van kunstenaars die in de 6de eeuw v. Chr. uit de westkust van Klein-Azië naar Etrurië trokken. Karakteristiek zijn de ovale vorm van het hoofd en de amandelvormige ogen. 

Wijgeschenken

Het wijden van geschenken aan de goden was zeer populair bij de Etrusken. Door te offeren probeerde de Etrusk in contact te komen met de goden of op zijn minst de god gunstig te stemmen. Op opgravingen worden veel votiefgeschenken gevonden. Bronzen beeldjes van krijgslieden of goden maar ook kleine modelletjes van dieren werden als ex voto aan de godheid geofferd. In vele museumcollecties zijn lichaamsdelen van terracotta aanwezig die in de hoop op genezing aan de godheid werden geofferd. Deze anatomische terracotta’s zijn met honderden tegelijk gevonden bij heiligdommen van goden die invloed hadden op de menselijke constitutie.

Leven na de dood

De Etrusken geloofden sterk in een voortzetting van het leven na de dood. De overledene werd met veel ceremonieel naar de onderwereld begeleid. Bij deze religieuze plechtigheden hoorde ook een maal. Dit dodenmaal werd bij het graf genuttigd. Het serviesgoed dat bij het dodenmaal werd gebruikt, is vaak teruggevonden bij of in de graven. Bekkens voor houtskool die werden gebruikt om vlees te roosteren of om gerechten op klaar te maken kunnen worden beschouwd als voorlopers van onze huidige barbecue.

Crematie en inhumatie

Zowel in de Klassieke als in de Hellenistische periode werden de doden begraven of gecremeerd. Hoewel van Etruskische steden tegenwoordig niet veel meer is terug te vinden, is des te meer te zien van de grafarchitectuur. Veel graven in necropolen zoals bij Tarquinia, zijn versierd met goed bewaarde wandschilderingen. In nissen of op in de wand uitgehakte banken werden de doden bijgezet. Ook komen er ondergrondse grafkamers voor die gebruikt werden als verzamelplaats voor talloze asurnen. Deze asurnen waren soms van albast, soms van lokale tufsteen gemaakt (APM01434). Volterra, Chiusi en Perugia waren belangrijke productiecentra waar askisten werden gemaakt. Op de voorkant van de kist staan soms mythologische voorstellingen afgebeeld. De Etrusken waren door de vele contacten met de Grieken en de import van duizenden vazen uit Athene vertrouwd geraakt met de Griekse mythologie. Kleinere askistjes werden ook van terracotta gemaakt waarbij de voorstelling met een mal in de natte klei werd gedrukt. Een populair thema is de strijd tussen Eteokles en Polyneikes, de zonen van koning Oedipus van Thebe die elkaar op leven en dood bestrijden (APM01510). De dekselfiguur is gestileerd weergegeven en verbeeldt de overledene. Deze figuren liggen gesteund op hun linker elleboog en zijn sterk verkort weergegeven. Opvallend is dat een enkel detail zoals de voeten aan de achterzijde van de dekselfiguur zijn aangegeven. 

 

Objecten bij dit verhaal