Romeinse wereld

Rome, het hutdorpje op de Palatijn, zou uitgroeien tot een wereldstad, centrum van een wereldrijk.

Toen Romulus de eerste steen van Rome legde in 753 v. Chr., zag het er niet naar uit dat het hutdorpje op de Palatijn, een van de spreekwoordelijke zeven heuvels aan de oevers van de Tiber, zou uitgroeien tot een wereldstad, centrum van een wereldrijk. Anders dan de omringende nederzettingen ambieerde Rome al spoedig machtsuitbreiding in Midden-Italië. 

Rome

De leefstandaard in kleine steden als Pompeii, waar voor iedereen werk en huisvesting voorhanden waren, moet relatief hoog zijn geweest getuige de vondsten van gebruiksvoorwerpen, meubelstukken en de aankleding van het interieur. In de grote stad zullen de sociale verschillen veel groter zijn geweest; van de lagere klassen vindt de archeoloog weinig of niets terug, omdat hun bezittingen te schamel en niet duurzaam zijn geweest. Alle resten, zoals die in het commerciële, religieuze en politieke centrum van de stad, het Forum Romanum , zijn van hogere kwaliteit en met opzet gemaakt voor de eeuwigheid. Het beeld van de antieke maatschappij is daardoor scheefgetrokken.

Tempels

Heiligdommen waren er in allerlei vormen. De Klassieke tempels waren aan de Etruskische voorbeelden ontleend. Doordat ze op een hoog podium stonden, waren ze in het stadsbeeld van verre herkenbaar. De gebruikte materialen waren hout, tufsteen en terracotta; marmer en kalksteen deden in de late 2de eeuw v. Chr. hun intrede onder invloed van wat de Romeinen in de Griekse en Hellenistische wereld hadden gezien. De stukken bouwornamentiek passen in deze rijke fase (APM09233).

Personificaties

Ook propageerde de overheid de cultus voor personificaties van zaken en begrippen. Men bouwde heiligdommen voor Vesta, de godin van het vuur, en voor Fortuna, de verpersoonlijking van het Lot. Een gloriërende generaal kon zelfs een tempel oprichten voor zijn persoonlijke fortuin, namelijk dat van de dag van zijn overwinning, en hij creëerde zo een speciale nieuwe godheid. 

Griekse goden

De aan de Griekse figuren verwante goden werden ook op z’n Grieks uitgebeeld, zoals Mercurius, een ideaal naakte mannelijke gestalte, die weinig laat zien van zijn commerciële functie waarom hij zo populair in alle streken van het Romeinse Rijk is geweest. Hij heeft in ieder geval niets van de kenmerken van de bewoners van de Romeinse provincie in het huidige Nederland; zijn naaktheid is typisch voor de Griekse wereld en zal in de ogen van de ‘provincialen’ uitzonderlijk zijn voorgekomen. 

Architectuur

Openbare en religieuze gebouwen omringden de centrale plaats van de stad, het forum, en bekroonden de toppen van de heuvels . De woonhuizen stonden dicht om die monumenten heen en contrasteerden door het gebruik van baksteen en pleisterwerk met de in marmer en travertijn opgetrokken plechtstatige officiële gebouwen. Zuilen, reliëfs en beelden sierden de façades en verleenden daaraan voornaamheid. De ranken op een  reliëf (APM09233) getuigen van het geloof in voorspoed dat in de openbare kunst werd uitgedragen. Sinds Augustus bestond er een sterke voorliefde om de rijkdom en vrede, die volgens de keizer uitsluitend aan zijn goede daden te danken waren, te symboliseren in rijk groeiend en bloeiend loofwerk.

Wandschilderingen

Welvaart werd dus in de vorm van de aankleding van het interieur tentoongespreid. Marmeren platen op de vloer en tegen de wand, schilderingen en mozaïeken droegen aan het vertoon van geluk in de maatschappij bij. Eenkleurige dan wel witte wanden ontbraken in de antieke woning. Ook in eenvoudige vertrekken en simpele behuizingen werden kleurige versieringen aangebracht, meestal gebaseerd op architectonische elementen die een soort pronkwand suggereerden. Het idee van de suggestie van architectonische rijkdom, mede door de imitatie van kostbare materialen, is aan de rijke Hellenistische wereld ontleend. Imitaties van bijzondere voorwerpen en houten panelen met figuratieve voorstellingen vrolijkten de bont beschilderde wanden op. De gevleugelde gestalte maakte deel uit van de aankleding van een rijke salon-achtige zaal in een villa bij Pompeii in het midden van de 1ste eeuw v. Chr. waarin bijna levensgrote menselijke figuren een ons onbekend tafereel uitbeeldden.

Mozaïeken

Vloeren waren vaak met mozaïek belegd, dat het voordeel had makkelijk te kunnen worden onderhouden. Hoewel het schaap (APM9850) uit een vroeg-christelijke kerk stamt, zou het even goed in een huis zijn plaats kunnen hebben gehad. De figuratieve onderwerpen waren uitwisselbaar en slechts zelden zijn decoratie-motieven exclusief voor een specifiek soort omgeving gemaakt.

Serviesgoed

Wie het breed kon laten hangen, liet veel mensen aan de maaltijd aanliggen. Dan dronk men de wijn uit zilveren of zelfs vergulde bekers (APM788). Ook chic was het rode servies uit Arezzo, Zuid-Frankrijk, het Rijnland of Tunesië. Op lokaal niveau werden al dan niet gelijksoortige stukken servies gemaakt, soms met toepasselijke opschriften. Glas veroverde ook snel een plaats in het drinkgerei. Het had veel voordelen: het was licht en sierlijk, kon makkelijk worden schoongehouden en hield geen smaak vast. Sommige glazen waren even kostbaar als de bekers in edelmetaal.

Tuin

De voor gesprekken en maaltijden gebruikte vertrekken grensden vaak aan een tuin, omsloten door een zuilengalerij. De aanwezigen waanden zich even in de wereld van de natuurgoden en keken naar uitbeeldingen daarvan die het gelukzalige gevoel benadrukten. Zo kon tussen de struiken als het ware een godenfiguur als de ‘Herfst’ opduiken en wiegde in de wind het reliëf met de voorstelling van figuren uit de sfeer van de wijngod Dionysus tussen de zuilen (APM15076). 

Portretten

Voor Grieken en Romeinen waren portretten iets uitzonderlijks. Niet iedereen mocht zich zomaar laten vereeuwigen en het was niet uitsluitend een kwestie van geld. Vooraanstaande personen konden in het openbaar na hun dood worden geëerd met een standbeeld; vanaf de 1ste eeuw v. Chr. gingen politici zich bij leven laten uitbeelden op munten en in driedimensionale vorm. Dat heeft met de boven geschetste pretenties van veldheren uit de laat-Republikeinse tijd te maken: zij imiteerden de Hellenistische vorsten die ze zelf hadden verslagen op militair gebied, terwijl die er een veel rijkere leefcultuur op hadden nagehouden dan hun overwinnaars. Een bijzondere portretvorm was het dodenmasker. In de huizen van de elite stonden koppen van overleden familieleden opgesteld die werden meegedragen in de uitvaartstoeten. Op de grafmonumenten konden daarvan replieken zoals mogelijk van de vrouw of speciaal vervaardigde reliëfs worden aangebracht. De sterk realistische wijze van uitbeelden heeft met de associatie met dodenmaskers te maken.

Keizerportretten

De keizers lieten hun portretten over het hele rijk verspreiden. Naast munten  waren er bepaalde types in omloop die steeds werden gekopieerd. De Amsterdamse Tiberius bijvoorbeeld komt uit Klein-Azië maar zou in Spanje zonder probleem herkend zijn. Vanaf de tijd van Augustus bepaalden de keizers en hun vrouwen ook de mode: haardracht en zelfs uiterlijke kenmerken werden nagebootst, zodat we in staat zijn voorstellingen van burgers te dateren aan de hand van keizerportretten. Ook kinderen of kleinkinderen van keizers werden geportretteerd. 
Niet keizerlijke figuren kregen gaandeweg steeds meer mogelijkheden om zich in het openbaar te laten uitbeelden. Zeldzaam zijn bronzen beelden, zoals de kop die van een standbeeld uit Klein-Azië stamt.

Begraafgewoonten

Sarcofagen werden opgesteld in grafgebouwen langs de uitvalswegen van Rome (net als in Griekenland was begraven in de bewoonde ruimte om godsdienstige redenen strikt verboden) of de lijken werden bijgezet in nissen, die waren uitgespaard in zulke kamers, of ondergronds, in sleuven of nissen uitgehakt in de lokale tufsteen. Omdat deze monumenten voor iedereen te zien waren op bepaalde feestdagen gewijd aan de overledenen, was het aanzien van een marmeren kist of reliëf voor een nis groot. Men kon de portretten van de overledenen uithouwen zoals op een grafplaat, maar in de meeste gevallen bevat het reliëf mythologische voorstellingen dan wel scènes uit het dagelijks leven. 

Dionysus als doodsgod

De vrolijke uitbeelding van de god van de wijn Dionysus-Bacchus en diens volgelingen illustreert het geloof dat deze figuur bevrijding biedt uit de zorgen van het leven. Vermoedelijk werd het hiernamaals overigens niet als vrolijk voorgesteld: de schimmen dwaalden in het duister onder de aarde. Vanwege ons gebrek aan kennis over het inlevingsgevoel van de oude Romeinen is de duiding van de sarcofaagreliëfs moeilijk. De wijngod gold zeker als doodsgod, brenger dus van redding uit het leven. De monumentale kist met reliëfs aan alle zijden heeft de vorm van een badkuip waarin het lijk werd gewassen; maar er is tegelijkertijd de associatie met een trog waarin druiven worden gestampt, zoals blijkt uit vergelijking met de vrolijke wijnpersers. De ranken op sarcofagen kunnen gezien worden als herinnering aan de grafkransen en -takken, maar ook verwijzen naar de eeuwigheid van de natuur. In dat opzicht is een vergelijking met de festoenen op het architectonisch beeldhouwwerk mogelijk.

  • Forum Romanum circa 1854.

Objecten bij dit verhaal